De Europese Unie heeft in het jaar 2000 een verordening in het leven geroepen om de verschillen te verkleinen tussen de diverse nationale regels in de EU-lidstaten op het gebied van rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in grensoverschrijdende burgerlijke en handelszaken. Het zou hierdoor gemakkelijker moeten worden grensoverschrijdende geschillen aan de (bevoegde) rechter voor te leggen en beslissingen te erkennen en te executeren. Na een evaluatie van de werking van de verordening is door de EU besloten de verordening op enkele punten aan te passen, hetgeen heeft geleid tot een vernieuwde EEX-verordening.[1]

Toepassingsgebied

Deze nieuwe verordening is van toepassing op rechtsvorderingen die zijn ingesteld, authentieke akten die zijn verleden of geregistreerd en gerechtelijke schikkingen die zijn goedgekeurd of getroffen op of na 10 januari 2015. Indien deze handelingen echter tussen 1 maart 2002 en 10 januari 2015 zijn verricht, is de ‘oude’ EEX-verordening nog van toepassing.

De nieuwe (en oude) verordening kan daarnaast alleen worden toegepast op burgerlijke en handelszaken. Enkele in de verordening opgenomen uitzonderingen zorgen er echter voor dat diverse burgerlijke en handelszaken toch buiten het toepassingsbereik vallen. Zo kan de verordening niet worden toepast op zaken die betrekking hebben op de staat en bevoegdheid van natuurlijke personen, het huwelijksvermogensrecht, het faillissement, de sociale zekerheid, arbitrage, onderhoudsverplichtingen die voortvloeien uit familiebetrekkingen, testamenten en erfenissen.

Belangrijkste bepalingen

Indien de zaak binnen het toepassingsgebied valt, gelden de navolgende hoofdlijnen.

Ten aanzien van de bevoegdheid:

  • Uitgangspunt is en blijft dat de rechter van de woonplaats van de verweerder (ongeacht diens nationaliteit) bevoegd is. Voor enkele kwetsbare groepen (werknemers, consumenten en verzekeringsnemers) zijn uitzonderingen gemaakt, die het voor deze groepen gemakkelijker maken in eigen land een procedure te starten. Ook voor diverse andere in de verordening benoemde gevallen zijn er uitzonderingen op de hoofdregel opgenomen.
  • Indien partijen (ook buiten de EU) een gerecht binnen de EU hebben aangewezen, is dat gerecht bevoegd, tenzij die rechtskeuze volgens dat gerecht niet geldig is of niet aan bepaalde eisen voldoet. Deze eisen zijn voor de voornoemde kwetsbare groepen strenger.
  • Indien de verweerder verschijnt in een procedure, zonder de bevoegdheid te betwisten, is dat gerecht per definitie bevoegd. Het gerecht moet bij de voornoemde kwetsbare groepen echter wel eerst nagaan of de verweerder op de hoogte was van zijn recht de bevoegdheid van het gerecht te betwisten en wat de gevolgen zijn van het wel of niet verschijnen.
  • Indien eenzelfde zaak bij verschillende gerechten wordt aangebracht, beslist de eerst aangezochte rechter allereerst over zijn bevoegdheid, tenzij een andere aangezochte rechter door partijen is aangewezen.
  • Voorlopige en bewarende maatregelen (met een conservatoir karakter) kunnen bij de gerechten van de lidstaat waarin de betreffende maatregel in het nationaal recht is opgenomen, worden voorgelegd, onafhankelijk van de vraag in welke lidstaat de hoofdzaak aanhangig moet worden gemaakt.

Erkenning en tenuitvoerlegging

  • Voorlopige en bewarende maatregelen kunnen niet in een andere lidstaat rechtstreeks worden erkend en ten uitvoer worden gelegd, behalve als de verweerder is gehoord (tenzij de maatregel vóór tenuitvoerlegging is betekend) of het betreffend gerecht ook over de bodemzaak oordeelt.
  • Beslissingen worden rechtstreeks zonder een nadere rechtshandeling erkend, indien het gerecht dat over de zaak heeft geoordeeld een certificaat conform de verordening heeft afgegeven. Met de beslissing en het certificaat kunnen partijen zelf rechtstreeks de desbetreffende voor de tenuitvoerlegging bevoegde autoriteit (in Nederland is dit de deurwaarder) benaderen. Het is aldus niet meer nodig eerst een titel in het land van tenuitvoerlegging te verkrijgen, waardoor de bijbehorende (advocaat)kosten worden bespaard.
  • De voor de tenuitvoerlegging bevoegde autoriteit moet de uitvoerbare beslissing éérst op de wijze zoals in de verordening is neergelegd betekenen, voordat de beslissing kan worden geëxecuteerd. Na betekening moet executie in Nederland één maand wachten en zelfs twee maanden indien de betrokkene zijn of haar woonplaats buiten Nederland heeft. Op deze manier wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld verweer te voeren tegen de erkenning dan wel de tenuitvoerlegging van de betreffende beslissing op grond van (onder meer) de in de verordening opgenomen gronden voor verweer. Anders dan voorheen kan de betrokkene zich vóór de betekening niet tegen erkenning en/of executie verweren.

Het is de vraag of het met de nieuwe EEX-verordening wél gemakkelijk is grensoverschrijdende geschillen aan de rechter voor te leggen en beslissingen grensoverschrijdend te executeren. De tijd zal het leren.

[1] Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).

Rechtsgebieden: Incasso's, beslag- en executierecht en Ondernemingsrecht


Vorige ACTUALITEITEN

Blijf op de hoogte

Abonneren op de RRA nieuwsbrief

Aanmelden nieuwsbrief
Gerelateerde info

Deze site maakt gebruik van Cookies. x